UCLouvain in Woluwe beschermd

UCLouvain in Woluwe beschermd

De site van La Mémé, de Mairie, de school Chapelle-aux-Champs, het metrostation en de Almawandeling opgenomen in de lijst van Brussels erfgoed

“Door het werk van architect Kroll op te nemen in de lijst van Brussels erfgoed, beschermen we het en maken we het onsterfelijk. We zorgen er voor dat de site kan worden aangepast aan de nieuwe energienormen en aan de nieuwe toegankelijkheidsnormen voor mensen met beperkte mobiliteit. Door de site officieel in de lijst van het Brusselse erfgoed op te nemen, bieden we erkenning én flexibiliteit aan en blijft ze bewaard,” zegt Pascal Smet, staatssecretaris bevoegd voor Stedenbouw en Erfgoed.

De erfgoedwaarde van de realisaties van Kroll wordt unaniem erkend, ook op internationaal niveau. De site is ontegensprekelijk een bijzonder opmerkelijk goed op gewestelijk niveau. De bescherming ervan bleek noodzakelijk voor het behoud deze grote erfgoedwaarde. Ze vormt boven alles een erkenning van zijn unieke en buitengewone karakter en leidt er ook toe dat specialisten renovatieprojecten zullen opvolgen en begeleiden.

Een korte terugblik.

De site ‘La Mémé’ werd tussen 1970 en 1976 gebouwd volgens de plannen van het architectenbureau Simone en Lucien Kroll, als uitbreiding van de campus van de Université Catholique de Louvain (UCL) in Sint-Lambrechts-Woluwe. De site omvat verschillende ruimtes: tuinen, paden en wandelbruggetjes, maar ook de gebouwen van het Maison Médicale (la Mémé), de Mairie, de Chapelle-aux-Champs-school, het universiteitsrestaurant en het oecumenische gebouw. Dat geheel behoort voortaan tot de lijst van het Brussels erfgoed.

Zo verwezenlijkt het bureau Kroll van 1979 en 1982 ook het metrostation Alma en zijn omgeving, de Almawandeling, de patio en het kleine restaurant. Het is een echt stadsgedeelte dat in de bewaarmaatregel is opgenomen. Zo blijft een opmerkelijk erfgoed met internationale uitstraling bestaan. Want meer nog dan de gebouwen is de gebruikte methode uitzonderlijk.

Het avontuur van La Mémé begint ter herinnering vlak na de betogingen van mei 1968, wanneer de jongeren zich bewust worden van hun politieke en sociale verantwoordelijkheid. De studenten van de faculteit geneeskunde slagen erin hun ontwerper op te leggen: het atelier Kroll.  
Het atelier Kroll staat in die tijd aan de rand van de moderniteit en formuleert een bouwkundig alternatief in de lijn van de studenteneisen. Hun voorstel steunt op de dynamische participatie van de studenten bij de uitwerking van het project. Ze nemen de ideeën en de keuze van de studenten in aanmerking. Deze aanpak gebeurt via een alledaagse architecturale taal, via het gebruik van eenvoudige en traditionele materialen. Voor dit programma van bijna 4 ha (op velden tussen de universiteitscampus en de tuinwijk Kapelleveld) gaat het atelier Kroll te rade bij landschapsarchitect Louis Le Roy voor de aanleg van de site die volledig een voetgangerszone is.

La Mémé (Maison Médicale: handelszaken en vergaderzalen op de benedenverdieping, studentenwoningen op de verdiepingen) is het eerste gebouw dat opgetrokken werd: muren in doorgaande bindsteen met gevelbekleding in halve baksteen, bovenste deel van de muren en daken in Eternit, raamwerk in dennenhout. Met dat alles blijven de kosten tot het minimum beperkt.  Het resultaat is evenwel onbetaalbaar. De gevels van La Mémé zien er onwaarschijnlijk ongeordend uit. Het geheel van de individuele keuzes van de studenten zet aan tot eerbied voor ieders verscheidenheid en is poëtisch, zoals de achtergevels die je vanaf de trein kan zien voorbijtrekken. De ecologie is overal aanwezig, de materialen zijn duurzaam en/of kunnen zonder veel kosten vervangen worden, want de meeste zijn prefab. Het is het gebouw waarvoor de inspraak en de flexibiliteit in de plannen tot het uiterste doorgedreven werden. Om de verwachtingen van de studenten in te lossen en de conditionering te vermijden waartoe een regelmatige structuur had kunnen leiden, stelt het atelier Kroll tweevloerplaten voor met een extra dikte (maar waarin kartonrollen verwerkt werden om het gewicht te beperken), zonder zichtbare balken, zodat lukraak zuilen geplaatst kunnen worden en de tussenwanden vlot verplaatst kunnen worden  - ook de vensters dienen moduleerbaar en onderling inwisselbaar te zijn.
 De toenmalige studenten hebben hun woningen onder het dak zelf getekend en een daktuin aangelegd, met een binnenstraat en grote plantenbakken waarin ze groenten en kruiden kweken.

De tussenwanden op de hoogste bouwlaag van La Mémé zijn verplaatsbaar. De leien op de ruimten onder het dak - die men 'schuren' noemt - lijken hier en daar tijdens een recente storm weggewaaid te zijn en werden vervangen door ruiten, wat het geheel een aanblik geeft van een ruïne in opbouw. Totaal tegengesteld aan deze heterocliete constructie-elementen is de volledig beglaasde gevel van het zogenaamde geheel Le Fachiste.

La Mémé wordt van bij het begin enthousiast onthaald door de internationale pers, als een manifest voor de participatieve architectuur die voortkwam uit de studentenopstand van mei 1968. Haar aanblik van een 'intelligente ruïne' tegenover de universitaire ziekenhuizen heeft een provocerend effect.

La Mairie herbergt administratieve ruimten, handelszaken, een school en 6 à 7 bouwlagen met woningen.  Lucien Kroll plaatst zuilen waar funderingspalen voorzien waren, net als bij La Mémé, en hij graaft grond af, waardoor hij de bijkomende bouwlagen 'uitvindt', bestemd voor de inrichting van een school die geen deel uitmaakte van het programma. De lokalen worden natuurlijk verlicht dankzij de helling van het terrein en van de Engelse koeren. Tien jaar later wordt de plek waar de school Chapelle-aux-Champs staat met de hulp van de leerlingen verbouwd om bepaalde ruimten ten koste van andere te kunnen uitbreiden en om twee extra klassen in te richten.
 

Typisch voor La Mairie is de manier waarop de oostelijke en de westelijke gevels aangepakt werden, nl. met grote vlakken die verspringen ten opzichte van elkaar, wat monumentale diagonalen in het landschap creëert. Deze gevels, die vooral met Eternit-leien bekleed zijn, gaan in noordelijke richting over in strenge gemetste massieven in baksteen en 'wilde' steenblokken, geïntegreerd als organisch in de bodem verankerde steunberen.

Het Universiteitsrestaurant is een U-vormig gebouw met een centrale glaskoepel. Het restaurant moest aanvankelijk plaats bieden aan 750 personen, maar deze eetfabriek werd door de studenten verworpen, zodat er in het gebouw ten slotte ook vergader- en studiezalen ingericht werden. Het ligt verscholen achter een groen scherm en visueel van de ziekenhuiscampus afgescheiden door een hiertoe aangelegd bebost heuveltje.  Aan de lager gelegen kant sluit het via in elkaar grijpende volumes aan op La Mémé. Een deel van de daken werd aangelegd als terras, waar in de zomer tafeltjes kunnen staan. De gevels werden zoals die van La Mémé uitgevoerd, gedeeltelijk in metselwerk (vooral de gevels aan de buitenkant van de sociale zone), met lichte panelen en gekleurd raamwerk.

Het oecumenische gebouw werd gedeeltelijk op de metrolijn gebouwd. Er zijn vergaderzalen, een kapel, een kleine toneelzaal en studentenwoningen. De inkom is als een glazen barst in het gebouw. De trapsgewijs geplaatste glazen daken vormen over de hele hoogte van het gebouw een inspringende, overdekte ruimte die de traphal en een vrije ruimte op natuurlijke wijze verlicht. De westelijke en de zuidelijke gevel zijn trapsgewijs met terrassen opgetrokken. De aanblik van de vooral uit baksteen bestaande oostelijke gevel is strenger en heeft kleinere openingen.

Twee monumentale, meerkleurige constructies bij de ingang zijn ware metselkunstwerken. Ze beelden Fons, de meester-metselaar van de werf, en zijn echtgenote Maria uit.

Het metrostation ligt als het ware in een kleine vallei. Een gelijkvloers pleintje is aan de straatkant open en komt ook uit op een openbaar plein aan de voet van de westelijk gelegen La Mairie.  Het station werd ontworpen als een organische creatie, een ode aan Antonio Gaudi.  In de oostelijke en de westelijke gevel wisselen metselwerk, metaal en glas elkaar af. Het betonnen plafond van het station is samengesteld uit een veelheid van in de specie gekleurde betonnen facetkoepels, die  het takwerk oproepen van bomen. Het plafond steunt op zuilen die de aanblik hebben van met cementschors beklede stammen (afgietsels van een boom uit de Ardennen). Onregelmatig geplaatste paddenstoelzuilen vlakbij echte bomen dragen de Almawandeling, die over het station heen loopt. Lichtschachten in de vorm van kleine, veelhoekige kiosken ter hoogte van de Wandeling laten natuurlijk licht binnenstromen in de centrale delen van het station.

De Almawandeling is een bochtig pad op hoogte, met begroening, grasbermen en niveauverschillen, dat de verschillende gebouwen onderling verbindt van La Mémé via La Mairie en Le Patio tot het oecumenisch centrum. Op de campus kun je dus niet verloren lopen! De Almawandeling brengt je overal...

images : « Ch. Bastin & J. Evrard © Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale / Ch. Bastin & J. Evrard © Ministerie van het Brussels Hoofdstelijk Gewest

Contacteer ons
Reine Nkiambote Woordvoerster, Kabinet Pascal Smet
Reine Nkiambote Woordvoerster, Kabinet Pascal Smet
Over Pascal Smet

Brusselse Regering Staatssecretaris van Stedenbouw en Erfgoed - Europese en Internationale Betrekkingen - Buitenlandse handel - Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp

VGC collegelid voor Cultuur, Jeugd, Sport, Gemeenschapscentra, Samenleven en Diversiteit

Pascal Smet
Zenith
Koning Albert II laan 37 - 12de
1030 Brussel